De ‘Pietje Bell van de journalistiek’, dat is Ton van Dijk. De journalist is niet bang voor onorthodoxe methoden om de waarheid aan het licht te brengen. Met als wapens zijn koffertje en journalistieke blik kwam hij voor de Haagse Post en de Nieuwe Revu waar hij hoofdredacteur was aan de meest spannende verhalen. Die bundelde hij in 2012 in Sterke Verhalen.
Ton van Dijk begint zijn boek met zijn mening over het mooiste vak dat er is: journalistiek. Helaas, de journalisten zijn niet meer wat ze zijn geweest. Een groot deel van het nieuws is agendajournalistiek en afgeleid nieuws geworden. Berichten komen van nieuwsagentschappen, persbureaus en buitenlandse nieuwsorganisaties. Ton van Dijk geeft als voorbeeld knip- en plakwerk met een vroegere telex. “Het gros van de journalisten is geen chef, maar om een oud cliche te gebruiken: inktkoelie.” (blz 16*)
Bribe, seduce, lie, steal: anything to get the story
Maar hoe moet het dan wel? Ton van Dijk geeft zelf het voorbeeld, in behoorlijk extreme situaties. De uitspraak “Bribe, seduce, lie, steal: anything to get the story,” van guerillajournalist Robert Scheer lijkt hem te hebben gevormd. Hoewel, blackmail mist nog in het rijtje, volgens Van Dijk. “Scheer zegt niet altijd precies hoe hij aan iets gekomen is, of-ie echt heeft ingebroken, of hoe hij anders geheime CIA-documenten te pakken heeft gekregen, maar hij vertelt hoe je soms dingen te weten kunt komen door, als je toch eenmaal in een gebouw bent, wat langer te blijven dan nodig is en hier en daar eens een deur open te doen en memo’s op een bureau te lezen.” (blz 28) De Pietje Bell journalist schuwt onorthodoxe methoden niet. In het boek komen we erachter waar zijn koffertje zo handig voor is: geheime rapporten, interessante telefoonlijsten, interne mededelingen, memo’s, bedrijfsgegevens of instructies die er voor het grijpen liggen, glijden er makkelijk in.
“Smoesjes verkopen, onder valse voorwendselen ergens binnendringen, ritselen en rommelen, niets is mij vreemd. Als ik die vreselijke woorden zo zie staan, lijkt het heel erg.” (blz 29) Toch is voor hem het verhaal belangrijker dan de manier waarop hij het verkrijgt. Uiteindelijk weegt hij wel af wat er precies in een verhaal komt. De journalist bepaalt zijn ethiek achter het toetsenbord.
De aanbeljournalist
Een groot deel van die ethiek is gebundeld in de tweede helft van het boek. Stukken die eerder verschenen in Haagse Post, HP De Tijd, SQ en Park Magazine zijn ingekort of voorzien van commentaar. Wat al gauw duidelijk wordt in de verhalen, is dat Ton van Dijk zelf overal heen gaat. Hij gaat langs bij Het beest van Appingedam, Siert Bruins, raakt de stoel van Beatrix aan bij haar kroning en krijgt een verbod opgelegd in warenhuisketen De Bijenkorf.
Het is een kleine greep uit alle verhalen, maar bij zijn reportage voor HP in 1978 over dope en drugs moet ik even aan het boek denken van Stella Braam dat ik eerder las. Bij haar ging het mis toen haar journalistiek zo participerend werd dat ze zelf drugs uitprobeerde. Bij Ton van Dijk ben ik even bang voor hetzelfde, maar het gaat goed. Hij neemt zich bij de meeste dingen voor het maar één keer te proberen. Snuiven bevalt hem niet, dus hij probeert spuiten. “Zou het nu kunnen worden: journalist aan overdosis gestorven?” (blz 77) stelt hij grappend vast een krantenkop voor. Terwijl hij het probeert, heeft hij een vriend aan de telefoon voor als er iets mis gaat; het is een haast vermakelijk verhaal.
Eind jaren zeventig raakte de coke in een versneld tempo op de markt. Ton van Dijk lijkt erin mee te gaan als hij basen, het roken van cocaïne met een basepijp, uitprobeert. “Het is gevaarlijk, je wilt steeds meer. Na deze reportage hou ik ermee op. Dan zet ik de pijp thuis op de schoorsteen en dan kan ik ernaar kijken en zeggen dat ik dat ook heb meegemaakt.” (blz 100) Dat Ton van Dijk er inderdaad mee stopte en zijn reportage maakte, laat denk ik zien dat hij alles doet voor zijn verhaal, maar de journalistiek voorop laat staan. Zelfs als ze veel verder weg liggen dan die van de inktfoelie, heeft hij toch grenzen.
Sterke leerstof
Naast grenzen heeft hij enkele regels. Aanbellen, niet opbellen. Ook is hij altijd ruimschoots op tijd als hij ergens een afspraak heeft, om de sfeer te proeven en eventueel zijn koffertje van pas te laten komen. Ik denk dat we daar van kunnen leren. Niet dat we massaal vertrouwelijke stukken in bedrijven in de tas moeten stoppen, maar het kan altijd iets toevoegen aan je verhaal als je eerder op een afspraak verschijnt. Als je eenmaal met een interview bezig bent, krijg je namelijk niet meer de tijd om goed om je heen te kijken.
Uit de sterke verhalen valt nog meer leerstof te halen. Aan het eind van het boek geeft hij naast de gelukte verhalen tevens een paar missers aan: de rectificaties. Het liefst probeert hij die na publicatie te voorkomen. “In principe mag iedereen mijn stukken waarin hij of zij voorkomt voor publicatie lezen, want ik heb liever ruzie vooraf dan achteraf, zeker als het stuk al in druk is verschenen en er dan toch fouten in staan. Een veto geef ik met die afspraken niet weg.” (blz 275) Een les die hieruit te halen valt, is dat je er belang bij kan hebben een stuk door de ondervraagde partij te laten lezen. Belangrijk is daarbij wel om van tevoren een duidelijke afspraak te maken dat feitelijke onjuistheden kunnen worden verbeterd, maar dat over de rest slechts gediscussieerd kan worden. “Verder kan en mag een journalist niet gaan.” (blz 276)
Ik ben bang dat een deel van de journalistiek sensatie is
Sensatiejournalistiek
Naast rectificaties van zowel hem als een collega bevatten de ‘missers’ een anekdote over kraakbeweging het Militant Autonomen Front (MAF). Ton van Dijk schreef er veel over en werd benaderd of hij een gesprek met de leden wilde hebben. Natuurlijk wilde hij dat; hij werd opgehaald. “In het busje kwam een nieuwe voorwaarde: ik zou geblinddoekt vervoerd moeten worden om de ontmoetingsplaats absoluut geheim te houden. Ik had nee moeten zeggen, maar ik was al zo meegesleurd in een spannend jongensavontuur dat ik toestemde.” (blz 282) Achteraf bleek dat de actie opgezet was door krakersblad Bluf om volgens hen de ‘sensatiegeilheid’ van de journalistiek aan te tonen.
Ik ben bang dat een redelijk deel van de journalistiek dat tegenwoordig wel is: sensatie. Het komt duidelijk naar voren wanneer Ton van Dijk er voor de Haagse Post achter komt dat Prins Bernhard een buitenechtelijk kind heeft in Parijs (inmiddels zijn het er twee). Hij vertelt hoe het een jaar later weer werd opgerakeld door de Story en Privé met de naam van de moeder. Enkele jaren gebeurde dit weer alsof het groot nieuws was. “De journalistiek mag dan de geschiedschrijving van het nu genoemd worden, het verleden is snel vergeten.” (blz 110) Vergeten is het denk ik niet, eerder wordt de sensatie opnieuw opgezocht, die al gauw aanwezig is bij nieuws over het koningshuis. Elk bericht rondom de koninklijke familie, zelfs als het een vakantietripje of het ontvangen van een Albert Heijn-bloemetje met kortingssticker is, komt tegenwoordig groot in het nieuws. Ik vraag me enorm af wat Ton van Dijk daar nu van vindt.
Een anonieme bron, is dat wel een echte bron?
Verder twijfel ik nog een beetje over de benoeming van zijn bronnen. Het wordt duidelijk dat het hem niet gaat om bronnen tellen, als je de bron maar persoonlijk benadert, maar enkele verhalen bevatten mensen die slechts met een letter worden aangeduid. Ton van Dijk was docent aan de Rijksuniversiteit Groningen en ik ben benieuwd wat hij zijn leerlingen leerde over bronnen. Een anonieme bron, is dat wel een echte bron? Kun je daar een reportage op bouwen, of alleen een boek, dat eigenlijk in dit geval ook een journalistiek product is? En één andere, allerlaatste vraag blijft toch door m’n hoofd spoken na alle spannende verhalen te hebben gelezen: Ton van Dijk is inmiddels met pensioen, dus waar zou nu zijn koffertje staan?
* = bladzijden van de ebook-versie van het boek kunnen eventueel verschillen met de gedrukte versie